De reis en de Rocky Mountains

Om 3.50 ging de wekker. Kreun! Gauw douchen, laatste was ophangen, koffers inladen bij (o)Pa en op weg naar Schiphol. Alles verliep daar vlotjes, dus moesten we nog wel een poosje wachten op het (vertraagde) vliegtuig. We boften wel met de beenruimte: we zaten economy plus. 🙂

We hebben Engeland gezien en Groenland. Op een landkaart wordt Groenland altijd wit afgebeeld met grijze of groene randjes, en dat is het ook: een grote witte sneeuwvlakte met rotsige randen. Heel mooi! De aanvliegroute naar Newark ging langs New York, waardoor we een prachtig uitzicht hadden op het WTC, het Empire State building en de andere wolkenkrabbers. (Evelien, we hebben naar je gezwaaid!).

Bij de transfer hadden we tijd genoeg. We konden op ons gemak door de douane, de koffers halen, weer inchecken en weer door de security heen. Op weg naar de airtrain die ons naar de juiste vertrekhal zou brengen, zagen we een Subway, dus daar moesten de jongens hun eerste broodje scoren, en voor iedereen een warm, krokant van buiten en zacht van binnen M&M cookie. Mmmmm!

Het boarden verliep ook hier weer vlotjes, en we hadden weer economy plus. Happy! Nog 4 uurtjes vliegen naar Denver. Daar waren de koffers al snel uitgeladen, en konden we na even in de hitte gewacht te hebben, in de shuttle naar de autoverhuur. Aan die bus zagen we al dat we ons in een wintersport gebied bevinden: er waren rekken om de skies in te plaatsen. Bij de autoverhuur hingen ook borden dat er dakdragers en skiboxen te huur waren. Hebben we nu niet nodig. 😉 We kregen een Nissan Roague en twijfelden over de bagageruimte. Een upgrade zou echter 1300 dollar kosten, dus daar zagen we maar vanaf. Met een beetje proppen kregen we de koffers wel achterin. Op naar de Subway voor het avondeten, en de Walmart voor de boodschappen: koelbox, drinken (treetje water en limo), eten en een balletje voor in het zwembad. Die koelbox maakte het inladen wel erg lastig: het uitzicht door de achteruitkijkspiegel werd ernstig gehinderd en daar kan Hans niet goed tegen…

Het hotel bleek een soort appartementje te zijn met woonkamer met keukenblok en een aparte slaapkamer. Daar hebben we niet veel van genoten, want inmiddels waren we al zo’n 27 uur onderweg, en helemaal gaar. Gauw de (te kleine) bedden induiken dus.

Vanochtend werden we niet uitgerust wakker. Hans en Jasper waren er al om 5 uur uit, Wouter en Paula lagen tot half 8 lekker te slapen. Wouter hoopte op wafels bij het ontbijt. De bofkont had geluk: er stond een wafelijzer klaar. Dat werden voor hem dus wafels met een dikke laag siroop, terwijl de rest zich beperkte tot toast en yoghurt. Terug op de kamers hebben we de koffers gepakt en ingeladen. Wat bleek: de bodem van de kofferruimte was een soort plank die omlaag kon. Nu paste alles er precies in. Hans ook weer blij! 🙂

Daarna op weg naar de Rocky Mountains. Denver wordt de One-Mile-High-City genoemd, omdat het op zo’n 1600 m hoogte ligt. Flink hoog dus, maar volledig vlak en in de verte zie je de enorme bergen de lucht in rijzen. Ondanks de hoogte van de bergen stond het stuk dat we toen zagen wel vol met bomen. De boomgrens ligt hier een stuk hoger dan in Europa. Je merkt dus niet dat je zo hoog zit. Via een prachtige rit gingen we op zoek naar het dorpje Nederland. De snelste route van de navigatie, stuurde ons een zandpad in. Geen probleem, want dat was heel breed, heel vlak en goed hard. Het leek ons wel een uitdaging om off the road te rijden. Nou, een uitdaging was het: het pad werd steeds minder vlak, en steeds smaller, tot er op een gegeven moment een keienpad met kuilen over bleef. Niet lekker voor de schokbrekers, maar wel een avontuur! Jasper merkte op dat dit net België was: een slechte weg die naar Nederland leidt. Lol, want dat was nog waar ook. Gelukkig werd de weg steeds beter naarmate er meer huizen stonden. Aan het einde van het pad stond weer een rij met brievenbussen, want je wil het een postbode ook niet aandoen om die weg elke dag op te moeten. Bij het bordje met de plaatsnaam Nederland konden we niet echt stoppen, dus hebben we maar een foto gemaakt van de “Nederlandse” brandweerkazerne. Niet te hopen dat die opgeroepen worden als ons huis ooit in brand staat, want de aanrijtijd valt vast niet binnen een acceptabele norm. Verder vreselijk toeristisch, en helemaal ingericht op outdoor activiteiten: skiën, hiken, biken, kamperen, kanoën etc. Veel te vermoeiend, dus zijn we maar gauw doorgereden.

Na Nederland reden we langs een mooie route naar het Rocky Mountains National Park. In het Visitor center kregen we van een ranger de tip om de scenic route te pakken. Een rit van ongeveer een uur met stopplaatsen langs de weg. Op één van die stopplaatsen dronken we wat Mountain Dew. Voor degenen die niet weten wat het is: dat is een gifgroene, veel te zoete frisdrank. Hans moest lachen, en toen we zeiden dat hij het niet net als opa in zijn neus moest blazen van het lachen, was dat natuurlijk prompt wat er wel gebeurde. De rest van de slok kwam op de grond terecht. Erg toepasselijk om Mountain Dew in de Rockies op de grond te zien liggen. We kregen dus allemaal de slappe lach. In de auto vertelde Hans dat er aan het begin van ons dorp een nepgeit aan een touw staat. Dat er dus iemand is die een pin in de grond geslagen heeft, daar een nepgeit aan vast heeft gebonden, en die ook af en toe verplaatst. Paula heeft de geit zien staan, maar wil niet echt geloven dat die nep is. Hans hield vol van wel. Op de vraag wie daar dan woonde, kwam het antwoord: Witte Geit (Brabants voor: “weet jij het”) Toen kwamen we helemaal niet meer bij.

Afijn, we reden steeds hoger en hoger, tot we enkele sneeuwvlaktes onder ons zagen liggen en ruim boven de boomgrens reden met de auto. Het was toen nog maar zo’n 17 graden Celsius, tegen 30 in Denver.

We hebben veel bomen gezien, (uitgehakte) rotsen, grasvlakten, meren en rivieren, een kudde Wapiti’s (soort berggeit) in de verte, elks en toeristen… Heel veel toeristen!

Het hoogste punt waar wij waren lag rond de 12000 voet, dus zo’n 4 kilometer hoog. Op een gegeven moment liepen we 100 meter om bij een mooi uitzichtpunt te komen en we voelden aan onze ademhaling dat dat best inspannend was door de ijle lucht op die hoogte. Even later zagen we wielrenners omhoog fietsen. Mafketels! Uit het park zetten we koers naar het volgende hotel: 32 mijl rechtdoor. Nou ja, rechtdoor? Al slingerend naast een riviertje zijn we uit de bergen naar beneden gereden. Prachtig!

Dit hotel is net iets luxer dan het vorige. Fijn! Na een poosje in het verwarmde zwembad gespeeld te hebben, was het tijd om te eten. Tegenover het hotel was een steakhouse. Dat was 19 minuten lopen, of 6 minuten rijden. Op zijn Amerikaans pak je dan de auto, want het is levensgevaarlijk deze grote wegen te voet over te steken. We hebben heerlijk gegeten: steaks, spareribs, en iets Mexicaans waarvan ik de naam al kwijt ben, en de calorieën niet wil weten!

Terug op de kamer zijn de jongens natuurlijk druk aan het spelen met de telefoon, ik zit dit stukje te schrijven, en Hans… Ligt de broodnodige slaap in te halen. De foto’s komen daardoor een dagje later. 😉