Devils Tower

Na 3 overnachtingen zijn we gisteren vertrokken uit Custer. Dat betekende alles weer netjes inpakken zodat ook alles weer in de auto kon. Via een mooie rit door de Black Hills kwamen we in Deadwood aan, voor sommigen misschien bekend van de gelijknamige TV-serie. Via de oude hoofdstraat reden we naar het Days of ’76 museum. Het jaar 1876 is het jaar waarin de goudskoorts losbarste en de eerste gelukszoekers zich settelde in Deadwood. Sinds 1924 wordt het ontstaan van het dorp jaarlijks gevierd. In het museum is deze viering door de jaren heen te bewonderen. Ook de geschiedenis en het ontstaan van het dorp komen hierbij aan bod. Tot slot is er een verzameling stage coaches (koetsen) te bewonderen. Eén daarvan leek verdacht veel op de Playmobil postkoets die Paula vroeger had :).

Na het museum reden we de Black Hills uit op weg naar het hotel in Spearfish. Hier hadden we weer een buitenbad, maar helaas was het weer wat wisselvallig en begon het zelfs ook nog (in de verte) te onweren. Maar nadat we hadden gegeten bij de plaatselijke Mac klaarde het weer op waarna we toch maar weer richting zwembad gingen.

Het zwembad, althans de stoelen rond het zwembad, was inmiddels gevuld met motorrijdende hotelgasten die allemaal hun eigen bier hadden meegenomen en hier inmiddels ook al het nodige van hadden gedronken. Hardstikke gezellig dus! Na nog wat te hebben gezwommen was het tijd om af te drogen. Helaas was het toen al behoorlijk afgekoeld en waren er ook geen handdoeken meer. Dan maar druppend en bibberend snel naar de kamer en onder de douche. Omdat het al wat later was, kwam het er dus niet meer van om een verhaaltje te schrijven. 😉

Vanmorgen stond de rit naar Buffalo op het programma, met een tussenstop bij Devils Tower National Monument. Deze toren is een overblijfsel van een vulkaan, met heel karakteristieke verticale lijnen. Van grootte afstand is deze “berg” al te zien. Eenmaal bij de poort aangekomen bleek er al een flinke rij te staan, maar die werd achter ons al snel groter. De grootste drukte waren we dus net voor. Ook hier heel veel motoren die stuk voor stuk entree moesten betalen. Dat zorgde dus voor de nodige oponthoud.

Onderweg naar het Visitor Center kwamen we langs een weiland vol met prairiehondjes, maar omdat dat aan de andere kant van de weg was, besloten we om op de terugweg hier even te stoppen. Bij het Visitor Center konden we de auto mooi in de schaduw onder de bomen zetten. Rond de berg loopt een pad van ca 2 km, zodat de berg aan alle kanten bekeken kan worden. Dat leek ons wel een goed plan. Dus niet… halverwege stond er een bordje dat de weg was afgesloten ivm onderhoud. Omdraaien en terug dus! Grrr. Maar onderweg wel mooie foto’s gemaakt, en kwamen we er ook achter dat een stel mafketels (anders kan ik ze niet noemen) de berg aan het beklimmen waren.

Enfin, na bij de auto geluncht te hebben, zijn we, na een tussenstop bij het weiland vol prairiehondjes, doorgereden naar Buffalo. Onderweg doemden in de verte de bergen van het Bighorn National Forest al op. Dat wordt weer een mooie rit morgen.

Vlak bij het hotel was een restaurant, en waar anders dan in Buffalo moet je bizon vlees proeven. Hans koos dus voor een Buffalo Sirloin Steak en Paula en de boys kozen voor BBQ Ribs. En omdat we lopend waren er maar een biertje bij genomen. Lekker hoor! 🙂

Foto’s in het album USA 2016